De ongelijke stad

Wat hebben klimaatcrisis, plastic soep, wereldwijde bankencrisis en twee keer zoveel daklozen in Nederland met elkaar te maken? Ongelijkheid. In een rechtvaardige en democratische stadseconomie is dat een terugkerend thema.

Allereerst het mensbeeld … We zijn flink opgevoed in het neoliberale gedachtengoed en dat ziet een ongelijke plek in de samenleving als motor: je kunt op eigen kracht succes bereiken, je neemt volledig autonoom beslissingen, vooruitgang is een kwestie van hard genoeg willen en hard genoeg werken. Inderdaad vieren we graag degenen die zich ontworstelen aan hun armoede en welgestelde ondernemers en influencers worden. Blijven over al die honderdduizenden anderen die hun stinkende best doen om een beter leven voor zichzelf en hun kinderen te bereiken en daar toch niet in lijken te slagen.

Nog even de disclaimer: het gaat hier niet over ongelijkheid als verschil of diversiteit – we hebben immers allemaal verschillende karakters, lichamen, talenten, dromen en ambities.

We zijn flink neoliberaal opgevoed: ongelijkheid is een motor, als je maar hard genoeg wilt en hard genoeg werkt, kom je er wel. Die belofte is luidkeels weerlegd.

Racistische afvinklijst

Welbeschouwd is er niet één ongelijkheid, maar zijn er meerdere en gelaagde ongelijkheden. Zoals de onderbetaalde nulurencontracten voor bezorgers en hoge bonussen voor risicojagende speculanten. Lage schooladviezen vanwege een niet-westerse achternaam of schulden door een racistische afvinklijst. Stress door energiearmoede. Steeds meer online dienstverlening die halfabeten uitsluit. Een te krap huis waarin vijf gezinsleden moeten wonen, werken en leren en nauwelijks groen in de buurt. Kinderen die met een lege maag naar school gaan. Belastingvoordelen die niet voor burgers en lokale ondernemers gelden, maar wel voor het internationale bedrijfsleven of de financiële sector. Wijken die onbetaalbaar zijn voor mensen met een lager inkomen. Dit zijn geen losse natuurverschijnselen, maar zijn diep gewortelde structuren verknoopt met segregatie, gentrificatie en etniciteit.

Lees ook Corona, de uitvergroter. En Het probleem van het systeem & het intelligente alternatief.

Wie met grote schulden rondloopt, moet kiezen tussen sportlessen of een computer voor een kind, van baantje naar baantje moet zwerven, die is vooral in de greep van de schaarste.

Ongelijkheid maakt onvrij

De gevolgen van ongelijkheid zijn een probleem voor de hele samenleving: slechte gezondheid, meer depressies en chronische aandoeningen, meer daklozen, meer schooluitval, minder vertrouwen in overheid, meer mensen die zich niet vertegenwoordigd voelen in de politiek, meer en sterkere controle op fraude in sociale zekerheid. Bovendien maakt ongelijkheid onvrij. Wie met grote schulden rondloopt, geïsoleerd leeft door een chronische ziekte, moet kiezen tussen sportlessen of een computer voor een kind, van slaapplaats naar slaapplaats moet zwerven of van baantje naar baantje, die is vooral in de greep van de schaarste. En daarin is geen ruimte om creatief hogerop te komen, of maatschappelijk actief te worden. Opvallend is dat ongelijkheid niet alleen de armeren treft, ook hoogopgeleiden met een goede baan hebben meer depressies, zijn vaker obees en hebben minder vertrouwen in de overheid.

WRR-econoom Robert Went schrijft over waarom ongelijkheid schadelijk is voor economie en samenleving. Waarom gelijkere samenlevingen het beter doen, is te lezen in The Spirit Level door Richard Wilkinson en Kate Pickett. Of bekijk de TED Talk van Wilkinson. Van dezelfde auteurs is The Inner Level, over hoe kapitalisme in je bovenkamer rommelt. En dit artikel gaat in op waarom arme mensen domme dingen doen.

Ongelijke cijfers in Amsterdam

  • In Amsterdam wonen ruim 860.00 mensen. Officieel telt de stad 88.380 kwetsbare Amsterdamse mannen, vrouwen en kinderen (2019). Kwetsbaar betekent een laag inkomen, een laag opleidingsniveau, geen werk en een slechte gezondheid.
  • 140.000 Amsterdammers hebben een inkomen onder 120 procent van het sociaal minimum. Voor een alleenstaande betekent dat net geen 1.200 euro per maand, voor iemand die getrouwd is of samenwoont ligt de grens op 1.700 euro.
  • Van de Amsterdamse kinderen groeien er 27.407 op in een minimahuishouden. Ongeveer net zo veel als het aantal inwoners van Heemstede.
  • Dan zijn er nog ernstig eenzamen: 13 procent, zo’n 80.000 Amsterdammers van 19 jaar en ouder (buiten coronatijd).
  • Hoogopgeleiden in Zuid leven acht jaar langer dan laagopgeleiden in stadsdeel Noord. Bovendien blijken hoogopgeleiden ook negentien jaar langer in goede gezondheid te leven dan laagopgeleiden.
  • Een kind van laagopgeleide ouders haalt in 26 procent van de gevallen een diploma aan het hbo of de universiteit tegen 55 procent van een even slim kind van hoogopgeleide ouders.
  • Nederland is niet het meest ongelijke land, toch moet 8 procent van de huishoudens nog steeds leven van een inkomen op of onder de armoedegrens. De vermogensongelijkheid is altijd nog fiks. Afhankelijk van de onderzoeker heeft de rijkste 1 procent een kwart of een derde van al het private vermogen in handen (huizen, bedrijven, spaargeld, aandelen en obligaties, minus de schulden en exclusief verstopt vermogen op buitenlandse rekeningen)
bronnen: GGD, Nibud, Amsterdamse Verkenning Kansenongelijkheid, Amsterdamse Agenda armoede en schulden, Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties, CBS, Armoedemonitor, OIS

Brandjes blussen

Dan het systeem … Al snel wordt ongelijkheid vertaald in ongelijke kansen op de arbeidsmarkt en in het onderwijs, en een scheve verdeling van inkomens en vermogen. En nu is in Nederland de inkomensongelijkheid relatief laag, de ongelijkheid in vermogen is daarentegen fiks. Dat zou recht te trekken zijn door bijvoorbeeld aan kansen en belastingen te sleutelen. Of door sociale vangnetten met allerlei programma’s voor zelfredzaamheid zoals de gemeente Amsterdam dat doet om uit alle macht groepen aan de onderkant van de samenleving te steunen – jaarlijks meer dan 100 miljoen euro aan armoederegelingen, en met corona nog meer. Uiteraard helpt dat allemaal een beetje, maar het is vooral brandjes blussen.

Geld met geld verdienen is goed voor beleggers. Maar heeft niks te maken met de echte economie, de goederen en diensten die we voor ons dagelijks leven nodig hebben.

Dit heeft alles te maken met de zogeheten financialisering van de economie en hoe we (nu nog) welvaart en groei meten, en de aanname dat ‘markt’ en ‘competitie’ het beste werken.

De rockstar-econoom Thomas Piketty toont haarfijn aan hoe economische ongelijkheid door ons neoliberale systeem structureel wordt. En dat ongelijkheid gevaarlijk is.

In stukken gezaagde boom

Financialisering betekent dat er steeds meer geld met geld verdiend wordt Sinds de jaren zeventig is de financiële sector enorm gegroeid, met een grootschalig aandeel in de economie. Dat heeft de prijzen van vastgoed, land, aandelen, obligaties en allerlei derivaten opgejaagd – inclusief een berg schulden door alle leningen die de financiële sector onderling afsloot om dit alles te betalen. Die groei is goed voor aandeelhouders en beleggers, maar heeft niks meer te maken met de echte economie, de goederen en diensten die we voor ons dagelijks leven nodig hebben.

Veel geld met geld verdienen staat goed op het bruto binnenlands product (bbp), de huidige maatstaf voor economische groei en welvaart. Maar: het bbp verhult. Zo kunnen landen met een grote economische ongelijkheid en ecologische schade een flink bbp hebben. Want de kosten voor milieu- en klimaatvervuiling zijn er niet in opgenomen, en een boom telt pas mee als-ie in stukken gezaagd verkocht is. In het bbp zijn al die miljarden uren onbetaald zorgwerk ook niet terug te vinden, evenals of mensen een veilig, gezond en gelukkig leven leiden.

Toverwoord

De neoliberale aanname dat markt en competitie als beter, goedkoper en efficiënter zijn, schroeft ongelijkheid verder op. Vanaf de jaren tachtig hebben landelijke en stedelijke overheden op grote schaal basisbehoeften – wonen, energie, water, onderwijs, afvalverwerking – in handen van private bedrijven gegeven. Die vooral eerst goed voor zichzelf zorgen, winst voor ogen hebben en strijden om de goedkoopste grondstoffen, productie en menskracht. Juist in deze essentiële diensten – zo’n 30 tot 40 procent van de economie – zijn de lonen laag en is het aantal flexibele banen hoog. En dit zijn ook nog eens veelal de ‘vitale beroepen’ die zo belangrijk zijn tijdens de coronacrisis.

Hoogste tijd om te durven denken in een systeem zonder ingebakken ongelijkheid. Die durf groeit in steden over de hele wereld, ook in Amsterdam.

In dezelfde golf van ‘meer markt’ is ook de overheid steeds kleiner geworden. Met efficiency als toverwoord zijn sociale dienstverlening en zorg de afgelopen decennia sterk versoberd, aan de markt overgeleverd en geprivatiseerd. De toeslagenaffaire is het ultieme voorbeeld van het idee dat de overheid efficiënt, sober en zuinig geleid moet worden – met de burger als klant en kostenpost.

Hardcore

De belofte van ‘je komt er wel als je maar hard werkt en wilt’ is inmiddels luidkeels weerlegd. Inmiddels pleiten ook (voorheen) hardcore neoliberale beslissers, denkers en media voor hervormingen. Veel van die voorstellen zijn bedoeld om vooral uitwassen van het huidige economische model tegen te gaan, niet per se om in systeemverandering zonder ingebakken ongelijkheid te durven denken. Voor die durf zijn steden als Amsterdam de plek van verandering. Met een economie waarin welzijn vooropstaat en een bijbehorende manier van meten, met waarde die in de stad blijft en energiedemocratie. Met een stad voor alle Amsterdammers, commons en anders denken over huisvesting. Met essentiële diensten weer in publieke handen en meer macht voor burgers.

Deze strategieën zijn geen alomvattende heilsleer, ze zijn vooral wegen naar en experimenten voor een rechtvaardiger stad en samenleving. Ooit is het neoliberaal gedachtengoed van marginaal naar mainstream gegroeid, en zo’n ontwikkeling kan zeker ook met andere ideeën.

Verder lezen, luisteren of kijken