Stadseconomie van, voor en door Amsterdammers

Hoe is een andere Amsterdamse stadseconomie in te richten? Democratisch, rechtvaardig, duurzaam en met de juiste balans van burgers, overheid, markt, lokale ondernemers, coöperaties, commons, buurten en wijken?

Hierbij het bouwmateriaal voor een rechtvaardige Amsterdamse economie (en het is één pakket):

  • welzijn is de basis: welzijn van mensen en milieu zijn doelen van de economie,
  • waarde, werk en welzijn in de stad: van concurrentie naar samenwerking,
  • meer macht voor burgers: democratiseer de stad en de stadseconomie,
  • schone en eerlijke energie: rechtvaardige sociaal-ecologische klimaattransitie,
  • beter meten: een ander instrument om welzijn, waarde en economisch beleid te meten.

Welzijn is de basis

Een nieuwe, vooruitstrevende stadseconomie is het systeem dat voorziet in de essentiële behoeften van alle Amsterdammers en de planeet leefbaar houdt. In het huidige model worden veel van die essentiële diensten verhandeld als commercieel product. Regels die milieu of mensenrechten beschermen worden gezien als marktverstorend en kostenposten. Dit gaat ten koste van de producten en diensten die elk mens nodig heeft: huisvesting, gezondheidszorg, energie, water, voedsel, onderwijs, infrastructuur, openbaar vervoer en publieke ruimte.

Een economie die uitgaat van de sociale en wederkerige mens, en minder van het calculerende winstjagende individu.

Betere modellen waarin welzijn centraal staat

  • De Foundational Economy-denkschool gaat ervan uit dat de basisbehoeften van alle burgers intrinsiek onderdeel van de economie zijn. De belangrijkste taak van een (lokale) overheid is om die basisgoederen en -diensten veilig te stellen. Hierbij horen ook fatsoenlijke lonen en voorwaarden voor mensen met een cruciaal beroep – zij leveren immers die basisbehoeften. En het moet op een manier gebeuren die milieu en klimaat beschermt. Lees hier hun manifest of bekijk de uitleg in 3 minuten.
  • Doughnut Economics van econoom Kate Raworth beschrijft een circulaire economie in plaats van grenzeloze groei. De donut bevat het sociale fundament en de planetaire grenzen. Het sociale fundament is de minimale levensstandaard waar elk mens recht op heeft: de primaire levensbehoeften, variërend van voedsel en water tot veiligheid, gendergelijkheid en politieke invloed. De planetaire grenzen zijn de levensondersteunende systemen van de aarde – stabiel klimaat, vruchtbare grond, gezonde oceanen, beschermende ozonlaag, voldoende zoetwater en een rijke biodiversiteit – die we niet moeten uitwonen. Bekijk hier de zeven manieren om als een 21e eeuwse econoom te denken. Of verdiep je in het Doughnut Economics Action Lab. En: Amsterdam is de eerste donutstad ter wereld.
  • De Social Solidarity Economy en de Feministische Economie verleggen de aandacht naar reproductieve arbeid als ruggengraat van de samenleving. In het huidige economische systeem blijven de miljarden uren onbetaalde zorgwerk – mantelzorg, koken, schoonmaken, boodschappen doen, kinderen van school halen, vrijwilligerswerk – onzichtbaar. Maar: wanneer de reproductieve arbeiders, vooral vrouwen en meisjes, zouden staken, blijft er weinig economie over om draaiende te houden. De waarde van reproductieve arbeid erkennen betekent ook een verschuiving van macht om die ongelijkheid op te heffen.

Al deze denkscholen en modellen gaan uit van sociale en wederkerige mens, en minder van het competitieve, calculerende winstjagende individu. Ze bevatten een kritische machtsanalyse van de huidige politieke economie. En benadrukken dat een zorgzame, sociale en rechtvaardige buurt het meest veerkrachtig is.

Waarde, werk en welzijn in de stad

Amsterdam heeft heel veel internationale bedrijven. Hun winsten gaan de stad uit, de bedrijven geven nauwelijks iets terug aan de stad, creëren een handjevol banen voor Amsterdammers en doen weinig zaken met lokale ondernemers.

Een rechtvaardige stadseconomie streeft ernaar om waarde, welzijn en werk juist in de stad te scheppen en te houden. In plaats van elkaar stuk te concurreren voor de meeste winst, is lokale samenwerking de sleutel. Dan gaat ’t over het lokale midden- en kleinbedrijf, coöperaties, commons, en over buurtcollectieven en -netwerken die juist veel onbetaalde waarde toevoegen.

In plaats van elkaar stuk te concurreren voor de meeste winst, is lokale samenwerking de sleutel.

Voor de gemeentelijke overheid betekent dit, na decennialang publiek-private samenwerking, juist burgers op te zoeken in zogeheten publiek-civiele samenwerking. Of door in te kopen bij lokale, sociale ondernemingen en coöperaties in voedsel, zorg, energie, veelal zonder winstoogmerk. En door community wealth building of lokale welvaartcreatie te ontwikkelen. Dit is een specifieke strategie waarbij grote instellingen in de stad hun bestellingen doen bij lokale ondernemers en coöperaties – hierdoor blijven geld en banen binnen de gemeenschap.

Lees ook De waarde van de stad. En De Waarde van Alles vertelt over wie waarde vernietigen en wie waarde scheppen.

Echt meer macht voor burgers

Wie heeft er iets te zeggen over energievoorzieningen, openbaar vervoer en zorg? Het zijn essentiële diensten in handen van aandeelhouders, en burgers hebben er nauwelijks zeggenschap over. Maar … de stad is van ‘ons’, met een stadseconomie ‘voor ons’. We hebben met zijn allen ‘recht op de stad’: niet de markt en bedrijven met onzichtbare aandeelhouders zijn leidend, maar de behoeften en wensen van bewoners en gebruikers.

Dit betekent dat we op zoek moeten naar nieuwe, democratische en collectieve vormen van eigendom en beheer – met meer macht voor burgers, buurten en wijken. Werknemerscoöperaties, zorgcoöperaties, buurtcollectieven, gezamenlijk beheer van gebouwen en buitenruimte, de-privatisering, publiek-civiele partnerschappen … over de hele wereld wordt al flink geëxperimenteerd met verschillende vormen. Daarnaast vraagt democratisering ook een andere rol van de gemeente, veel meer ten dienste van burgers, buurten en wijken, en assertiever tegen machtige marktpartijen.

Lees ook En Wie beslist over de stad? En over de doe-het-zelf-aanpak van de commons.

Schone en eerlijke energie

Straatverlichting, openbaar vervoer, digitale technologie, zorginstellingen, middenstand, verwarmen, koelen, wassen … iedereen, met welk inkomen dan ook, moet toegang hebben tot energie als basisdienst. Basisdiensten zijn geen commercieel product, maar zijn voorwaarden voor een menswaardig bestaan.

Voor iedereen, met welk inkomen dan ook, moet energie als basisdienst toegankelijk zijn.

En: de klimaatcrisis kan niet wachten. Steden zijn grootverbruikers van energie, en stoten nog eens 70 procent van de wereldwijde broeikasgassen uit. Daardoor hebben ze ook een groot deel van de oplossing in handen. De klimaattransitie moet economische, ecologische en sociale doelen combineren in een Amsterdamse Green New Deal. Door hernieuwbare, duurzame energie, zoveel mogelijk lokaal opgewekt, korte productieketens en transportlijnen. Met nieuwe vormen van publiek en collectief eigendom, zoals coöperaties. Met nieuwe, groene banen tegen eerlijke lonen. En juist de minder sterke en draagkrachtige burgers en buurten moeten er baat bij hebben, doordat de opbrengsten of waardig werk bij hen terecht komen.

Lees verder in De klimaatcrisis & een opgewarmde stad en Over schone, eerlijke energie die goed is voor Amsterdam en Democratie in energie.

Beter meten

Het bruto binnenlands product is nog het dominante instrument om welvaart te meten. Maar het is gebrekkig en verhullend en meet welvaart vooral financieel. Zorg, onderwijs, huisvesting en energie zijn kostenposten, de groei van de fossiele industrie telt positief mee. En het zegt niks over de (sociale) waarde die mensen samen creëren, inclusief de miljarden uren onbetaald zorgwerk.

Een welzijnsindex is een veel beter instrument: een integrale manier om de economie, welzijn, mens, sociale gelijkheid en natuurbehoud te meten en te monitoren. Vanuit een sociaal, wederkerig (en rationeel) mensbeeld.

In zo’n index worden betaalde en onbetaalde goederen en diensten in de economie opgenomen. Maar ook de sociaal-economische waarde die sportverenigingen, beroeps- en belangenverenigingen, buurtgemeenschappen, vrijwilligersorganisaties, politieke organisaties, milieubewegingen, religieuze en cultureel-maatschappelijke organisaties enzovoorts waarde creëren.

Bekend zijn inmiddels de Genuine Progress Indicator, de Inclusive Wealth Index (UNESCO), de Gross National Happiness Index (Butan), de Better Life Index (OESO) en de Gallup Global Wellbeing Index.

Lees hier meer over de welzijnsindex

En dan nog dit …

De solidaire en rechtvaardige stadseconomie bestaat al. In de vele initiatieven, ‘buurtecosystemen’, wijknetwerken, coöperaties en collectieven in zorg, voedsel en energie. Cities For Change is een internationale online conferentie om al die initiatieven te verbinden en zo te bouwen aan een grotere veranderkracht.